Er gebeurde iets moois, die 11de oktober in de Amsterdamse Hallen. Marinka Nooteboom ontving de Prix Veuve Clicquot Bold Woman Award en kreeg een stortvloed aan lovende woorden over zich heen, maar ze werd pas écht geraakt toen ze achter het katheder plaatsnam en de zaal inkeek.
Er is inmiddels wat tijd overheen gegaan, maar de algemeen directeur van de Koninklijke Nooteboom Groep – een internationale onderneming die haar klanten oplossingen biedt op het gebied van uitzonderlijk vervoer – kan het moment zó terughalen: 'Ik was helemaal niet gespannen die ochtend, had mijn speech goed voorbereid en dacht: laat maar komen. Tot ik het podium op stapte, al mijn vriendinnen zag zitten en recht in de waterige ogen van mijn vader keek… ik werd totaal overvallen door alle emotie die ik terugkreeg uit de zaal.'
Welk gevoel deelden jullie?
'Trots. Dat vooral. En het besef dat iedereen wist dat het me niet was komen aanwaaien. Toen ik in 2012 het bedrijf instapte, zaten we nog in de staart van de financiële crisis. We waren zestig, zeventig procent van onze omzet kwijtgeraakt, de helft van de organisatie was afgeschaald – het was een spannende tijd.'
Was dat ook waarom u er aan begon?
'Nou, nee… Ik was op 1 oktober 2010 commissaris geworden van de Koninklijke Nooteboom Groep, had net een studie bij Nyenrode afgerond en doordat ik nog in de financiële sector werkte, kon ik de vragen van externe partijen – over hoe het bedrijf er voor stond – gemakkelijker beantwoorden. Ik ging stukken schrijven, gesprekken voeren, tot ik mezelf op een dag de vraag stelde of dit nog wel het werk was van een commissaris. Onze interim directeur, iemand van buiten de familie, fungeerde als een soort postiljon d’ amour: was het geen idee als ik in de directie plaats zou nemen? Op een dag reed ik met mijn vader naar Parijs waar we samen de halve marathon zouden gaan lopen en ik weet nog precies waar we besloten dat ik het zou doen; dat ik erin zou stappen en een paar jaar later het stokje van mijn vader en mijn oom zou overnemen.'
Waar was het dan?
'Bij hectometerpaaltje 212. Ongeveer, haha.'
Het lag niet voor de hand dat u, plat gezegd, trailers zou gaan verkopen.
'Helemaal niet. Zoiets kwam tijdens onze opvoeding ook nooit ter sprake. Mijn vader lag zelf al met een stickertje op zijn voorhoofd in de wieg: 'De Opvolger'. Hij gunde zijn drie dochters meer bewegingsvrijheid. En natuurlijk was het zoveel jaar geleden ook minder gebruikelijk om als meisje in deze bedrijfstak te gaan werken. Mijn ouders hebben ons altijd gestimuleerd om te doen waar we zelf lol in hadden. Eerlijk gezegd had het werken in een familiebedrijf voor mij ook een negatieve ondertoon: ik herinner me vooral dat mijn vader dag en nacht aan het werk was, tijdens de oliecrisis in de jaren zeventig werden vakanties afgebroken omdat hij terug moest voor spoedoverleg: niet het soort baan dat mij nou onmiddellijk aantrok. Ik ben bovendien heel nieuwsgierig van aard, ik wilde andere culturen leren kennen, de wereld ontdekken.'