Branchevereniging aan het woord: Vereniging van producenten van Industriële Bouwgrondstoffen (VIB)

Stuur ons een bericht


We proberen binnen 2 werkdagen te reageren.
Verder gelden deze spelregels.
Annuleren
? Contact
26-06-2023

De Vereniging van producenten van Industriële Bouwgrondstoffen (VIB) faciliteert hergebruik op zo’n hoog mogelijk niveau van industriële reststoffen en bijproducten. Directeur Rob Wiegers vertelt.

 

‘Industriële bouwgrondstoffen zijn bijproducten van tal van industrieën, van staalproductie tot waterzuivering. VIB verenigt de bedrijven die deze bijproducten opleveren, verhandelen of toepassen en de kennisclubs die zich bezighouden met het hele traject om er weer grondstoffen van te maken. Ons doel is hoogwaardig hergebruik en daarvoor overleggen we veel met overheden.

We hebben pakweg 70 directe en indirecte leden, van mkb tot grootbedrijf. Daarmee hebben we qua tonnage het overgrote deel van de industriële bijproducten in Nederland te pakken. We hebben geen bureau. In 2014 hebben we besloten dat af te stoten en te gaan werken met de actieve inzet van onze leden, ook om de bijdrage te drukken. Als lid word je dus geacht ook iets te doen. Bijvoorbeeld deelnemen aan een van de vele overleggen op ons vakgebied.’

 

Hoe lang bent u al voorzitter?

‘Sinds de koersverandering van 2014. Daarvoor was ik ook al jarenlang bestuurslid, want ik kom zelf ook uit de sector. Samen met een collega heb ik een ingenieursbureau dat hoogwaardige toepassingen voor industriële bijproducten ontwikkelt.’

 

Welke actuele kwesties spelen er momenteel voor jullie?

‘We bestaan al zo’n 30 jaar en we zien de thema’s langzamerhand verschuiven. Van puur wat nu het Besluit bodemkwaliteit heet naar circulariteit in de hele breedte. Dat kan je niet los zien van energie en CO2. Wij zitten niet in de energieopwekking, maar maken wel keuzes met consequenties voor de energietransitie.

De circulaire bouweconomie is enorm complex en daarbij komt dat de overheid zich gedraagt als een eilandenrijk. Elk zijn eigen eilandje, agenda en machtspositie. Maar wij hebben met de héle overheid te maken, met al die individuele eilandjes die allemaal iets willen en moeten. Zelfs binnen één ministerie: de groep bodem van I&W heeft een ander verhaal dan de groep die zich met zeer zorgwekkende stoffen bezighoudt. Bovendien wil de overheid geen keuzes maken. Ze willen gewoon alles: stikstof verminderen én honderdduizend woningen bouwen. Maar je kunt het niet allebei hebben; je moet een keuze maken en de consequenties accepteren. Dat doen de overheid, de politiek en journalistiek niet.

Het is niet onze taak als industrie om de overheid op een lijn te krijgen. Ik hoop dat er een minister, DG of SG komt die dat doet. En dat ook de ministeries op een lijn komen. Want dan kunnen we vooruit. Jullie willen dit niet, prima. Dan zoeken we een oplossing. Mag dat niet? Dan kijken we verder, maar wel binnen de fysieke mogelijkheden. Met beleidsinspanningen die niet inhaken op de realiteit, is de overheid in het luchtledige bezig. Met het risico dat er niks uitkomt.’

 

Wat zijn belangrijke lobbypunten?

‘Onze lobby was in het verleden vooral technisch van aard, denk aan meetmethodieken of grenswaardes bijstellen. Maar door de hele circulariteitsdiscussie is het nu nodig om meer generiek mee te denken over problemen die we signaleren. En ook over wat wij als oplossingen zien. Er is in deze branche veel meer mogelijk, maar we komen er niet doorheen. Bedrijven gaan geen 20 miljoen in een nieuwe fabriek investeren als ze niet zeker zijn dat de randvoorwaarden stabiel genoeg zijn om die in 15 jaar terug te verdienen. Dan gaan ze niet investeren of ze gaan naar het buitenland. Dat gebeurt nu al, met alle maatschappelijke gevolgen van dien voor bijvoorbeeld werkgelegenheid en belastingen.’

 

Hoe ziet u de toekomst van uw branche en branchevereniging?

‘Er is voor ons meer dan genoeg te doen. We moeten optrekken met andere branches, om samen een signaal af te geven. Leden zien ook dat we voldoende bestaansrecht hebben. Maar goed, als leden ermee stoppen of naar het buitenland vertrekken, dan wordt de basis voor een branchevereniging natuurlijk ook steeds smaller.’

 

Waarom zijn jullie lid van VNO-NCW?

‘Twintig jaar geleden waren we druk bezig met het bouwstoffenbesluit in allerlei VNO-commissies. Toen vond VNO dat we ook maar lid moesten worden. Op dit moment is het lidmaatschap voor ons cruciaal, omdat VNO-NCW en MKB-Nederland een belangrijke positie innemen. En dan kun je als individueel bedrijf minder dan als je samen één signaal afgeeft. En ik beluister dat signaal steeds meer vanuit andere branches die tegen dezelfde zaken aanlopen. Ik zit in het algemeen bestuur van VNO-NCW en praat in een aantal strategische overleggen. Dat geeft meer gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen dan in de reguliere algemene bestuursvergaderingen.’

 

Met welke branchedirecteur zou u weleens een dagje willen ruilen?

‘Ze willen altijd met mij ruilen omdat dit eigenlijk wel de mooiste branche is, haha. Dan zou ik toch een branche nemen waar ik zelf geen relatie mee heb, geen collega-branche die ik al ken. Iets in de gezondheidszorg lijkt me wel interessant. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen bijvoorbeeld. Dat is helemaal buiten mijn vakgebied en dat maakt het extra leuk.’