20 JUN, 2023 • Achtergrond
Longread: wat als we nu zouden stoppen met fossiele energie?
Duurzame energie heeft de wind in de zeilen. Waarom zouden we dan niet gewoon nu al stoppen met fossiele energie? Ook vanuit actiegroepen klinkt regelmatig het pleidooi om nog sneller afscheid te nemen van fossiele brandstoffen. Is dat realistisch?
Laatst werd een mijlpaal bereikt: in Nederland staat voor 6.000 megawatt windmolens op land. Daarmee is een doelstelling uit het klimaatakkoord van 2013 gehaald. Het komt nu steeds vaker voor dat windmolens en zonnepanelen de volledige behoefte aan elektriciteit in Nederland invullen. Dat is goed nieuws, want het laat zien dat de energietransitie ontzettend hard gaat. Maar gaat het ook hard genoeg om radicaal afscheid te nemen van fossiele brandstoffen? Het simpele antwoord is ‘nee’. Wereldwijd is nog steeds meer dan 80 procent van alle energie fossiel, in Europa is dat 70 procent. Als we onze oude schoenen niet weg willen gooien voordat we nieuwe hebben, moet de wereld nog even door met olie en gas.
Toch pleiten steeds meer mensen voor een radicale breuk met ‘fossiel’. Bekende Nederlanders als actrice Carice van Houten voegen zich bij de klimaatbeweging. Het anti-fossiel-kamp lijkt de wind in de zeilen te hebben. Actiegroep Extinction Rebellion, bekend van de blokkades van de A12 in Den Haag, gaat het verst in zijn eisen. ‘Doe wat nodig is om biodiversiteitsverlies te stoppen en verminder de uitstoot van broeikasgassen naar netto nul in 2025’, staat op de website te lezen. Door in te zetten op méér duurzame energie, méér besparing en mínder consumptie, claimen klimaatactivisten dat olie en gas op korte termijn de deur uit kunnen. Wat als we in 2025 stoppen met fossiel? Wat gebeurt er dan? Laten we eens kijken wat een radicaal einde van fossiel zou betekenen voor Nederland.
Alleen wie het kan betalen, gebruikt dan nog elektriciteit
Het aandeel ‘hernieuwbaar’ in de elektriciteitsmix is volgens het CBS in 2022 ongeveer 40 procent. Hoewel windmolens en zonnepanelen soms genoeg stroom leveren om aan de vraag te voldoen, heeft Nederland voor de opwekking van 56 procent van de elektriciteit nog steeds fossiele brandstoffen nodig. De resterende 4 procent wordt opgewekt met kernenergie. In 2025 wordt waarschijnlijk al meer dan de helft van alle elektriciteit in Nederland duurzaam opgewekt. Dat is goed nieuws, maar dat betekent dat we – in tegenstelling tot de wens van Extinction Rebellion – nog steeds fossiele brandstoffen nodig hebben.
De industrie gebruikt de meeste stroom in Nederland, namelijk 33 procent, gevolgd door adviesbureaus en andere dienstverleners met 31 procent. Woningen verbruiken 22 procent van het totaal. Als we vanaf 2025 geen fossiel meer mogen gebruik bij het opwekken van elektriciteit, dan betekent dat dat bedrijven en huishoudens te maken krijgen met tekorten. Geen licht meer op kantoor of in de woonkamer, de koelkast die af en toe uitvalt, en voor velen het angstbeeld der angstbeelden: geen wifi!
Maar in geval van tekorten zal het marktmechanisme zijn werk doen. Als het aanbod daalt, stijgt de prijs, waardoor de vraag daalt. Alleen degene die het kan betalen, gebruikt dan nog elektriciteit. Mission accomplished? Niet echt. In 2022 hebben we op hardhandige wijze kennisgemaakt met deze methode. Doordat Poetin de gaskraan naar Europa dichtdraaide ontstond er een tekort aan gas. Omdat dat gas ook voor de productie van stroom wordt gebruikt gingen de elektriciteitsprijzen door het dak. Vraag en aanbod vonden elkaar in een nieuw evenwicht. Maar het veroorzaakte economische schade, want het veroorzaakte hogere kostprijzen van producten zonder dat die echt waardevoller werden. Er ontstond kortom hoge inflatie. De stijgende energiearmoede onder huishoudens veroorzaakten maatschappelijke onrust waardoor de overheid miljarden moest uittrekken ter compensatie.
Hoge prijzen hebben naast nadelige effecten ook een positieve kant. Er ontstaat namelijk meer aandacht voor duurzame oplossingen. Huishoudens en bedrijven zijn massaal aan de slag gegaan met zonnepanelen, warmtepompen en isolatie. Dat zal structureel bijdragen aan een duurzame energiemix. En efficiënter energiegebruik drukt de vraag en dat heeft een verlagend effect op de prijzen. Ook de energiebesparingsplicht die de overheid in het bedrijfsleven gaat handhaven zal gewicht in de schaal leggen. Maar geen expert verwacht dat Nederland hierdoor in 2025 zónder fossiele brandstoffen kan.
Kunnen we dan niet gewoon veel sneller windmolens bouwen en zonnepanelen leggen? In theorie wel, maar in de praktijk is dat extreem moeilijk, vooral vanwege het overvolle stroomnet, trage vergunningsprocedures, gebrek aan arbeidskrachten en schaarste aan grondstoffen. Ter illustratie: de bouw van windmolens vergt volgens het Internationaal Energie Agentschap (IEA) negen keer zoveel grondstoffen als gascentrales.
In theorie zijn er twee mogelijkheden om de energietransitie van fossiele energie naar duurzame energie te versnellen: door de energievraag te verlagen, of het duurzame aanbod te verhogen. Voor een radicale verlaging van de energievraag zijn draconische maatregelen nodig, zoals het gedwongen afschakelen van bepaalde sectoren. Het Nationaal Crisisplan Elektriciteit schrijft voor welke sectoren prioriteit hebben, Voorzieningen voor de ‘openbare orde en veiligheid’ hebben net als de ‘gezondheidszorg’ de hoogste prioriteit en worden in geval van nood als laatste afgeschakeld. Kritische industriële processen, nuts- en basisvoorzieningen zijn de tweede prioriteit. Als derde en laatste prioriteit worden ‘overige industrie, openbare gebouwen, bedrijven en consumenten’ genoemd.
In de praktijk is snel voor meer duurzame energie zorgen heel moeilijk
Het gedwongen afschakelen van gebruikers mag alleen in crisissituaties, en lijkt geen begaanbare weg onder normale omstandigheden. Aangezien huishoudens als derde prioriteit relatief snel afgeschakeld zullen worden, zal het moeilijk zijn er draagvlak voor te vinden. Het zijn niet voor niets crisismaatregelen, het biedt geen recept voor structureel beleid. Het afschakelen van bedrijven is ook geen aantrekkelijke oplossing. Dat kost immers welvaart, werkgelegenheid en koopkracht.
Moet de industrie dan heel snel van fossiel af?
Cold turkey afkicken van fossiel is in de industrie nog moeilijker dan in de elektriciteitssector. De industrie is een hele grote en diverse categorie. Het gaat om bedrijven die ons voedsel maken, aluminium autovelgen gieten, medicijnen produceren, kunststof maken voor telefoonhoesjes, het papier voor de krant vervaardigen, etc, etc.
De moeilijkheid van het uitbannen van fossiel zit hem in het dubbele gebruik van steenkool, olie en gas. Fossiele brandstoffen worden vaak gebruikt om ketels op te stoken tot hoge temperaturen. Vaak komt er letterlijk een brander bij te pas. Zo’n productieproces is niet met (groene) elektriciteit op hoge temperaturen te krijgen. Dan blijft bijvoorbeeld aardgas nodig.
Maar olie en gas zijn niet alleen brandstof, voor veel productieprocessen zijn het ook grondstoffen, met name in de chemie, waar olie- en gasmoleculen worden gekraakt en gekneed tot basisgrondstoffen voor de productie van ontelbaar veel producten, variërend van kunststof stekkerdozen en kunstmest, tot kleding en medicijnen. Zolang we deze producten willen gebruiken, hebben we olie en gas nodig.
Er zijn nauwelijks CO2-vrije vervangers van olie en gas beschikbaar voor de chemie en industrie. Dus als we in 2025 van fossiel af moeten, dan stopt simpelweg de productie. De vraag is dan: stoppen we ook met de consumptie? Of gaan we plastics importeren uit China en kunstmest uit Rusland? Is dat geopolitiek gezien wel handig? Willen we nog afhankelijker worden van die landen? Als we de productie én consumptie stoppen, dan krimpt onze eigen economie, wat werkgelegenheid en koopkracht kost. Als we blijven consumeren zonder te produceren, en dus gaan importeren, dan exporteren we de CO2-uitstoot. Daar schiet het klimaat niks mee op.
In de economische ontwikkeling is het altijd zo dat er technologieën en bedrijven opkomen, en anderen verdwijnen. De creatieve destructie die de Oostenrijkse econoom Schumpeter ooit beschreef is een teken van vernieuwing en vooruitgang. Voor de vernieuwing en verduurzaming van de industrie en chemie zijn twee zaken cruciaal: duurzame brandstoffen én duurzame grondstoffen. De grote belofte op beide vlakken is groene waterstof. Deze CO2-vrije energiedrager geeft de industrie en de chemie de mogelijkheid om van steenkool, olie en gas af te stappen. Maar groene waterstof komt pas in grote volumes op de markt als er een stevig overschot aan groene stroom is en als er voldoende fabrieken (elektrolysers) zijn gebouwd. Dat zal volgens experts niet voor 2030 of 2035 zijn.
Maar als de productie van groene waterstof eenmaal op gang komt, dan biedt het een duurzame toekomst voor de chemie, en ook voor andere sectoren in de industrie. Waterstof kan ook gebruikt worden als brandstof voor het smelten van metalen, het drogen van papier en het harden van staal. Allemaal toepassingen waar nu fossiele bronnen voor worden gebruikt.
Waar verwarmen we onze huizen nu nog mee?
Veel huizen en kantoren worden verwarmd met aardgas. En voor een warme douche is vaak ook nog gas nodig, net als voor menig fornuis. Door isolatie, zonnepanelen, warmtenetten en warmtepompen neemt de afhankelijkheid van fossiele energie in de gebouwde omgeving in rap tempo af. Om een idee te krijgen: eind 2022 lagen op de daken op 2 van de 8 miljoen huizen in Nederland al zonnepanelen.
De CO2-emissies van gebouwen dalen sinds 2020 gestaag, maar niet snel genoeg om de doelen uit het coalitieakkoord te halen, constateert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Dus de sector zoekt mogelijkheden om te versnellen. De hogere energieprijzen sinds de oorlog in Oekraïne zijn een prikkel voor huishoudens om zelf te investeren in verduurzaming. De overheid stimuleert dat door subsidies te verlenen voor energiebesparingsmaatregelen als spouwmuurisolatie en dubbelglas.
Zolang een huis niet verduurzaamd is, kan het niet van het gas af
Maar volledig van het gas af? Dat is niet één, twee, drie geregeld. Het aantal fabrieken dat zonnepanelen, warmtepompen en andere duurzame installaties produceert neemt toe, maar is wel beperkt. Het zou praktisch niet mogelijk zijn om in 2025 de resterende 6 miljoen huizen in Nederland van zonnepanelen te hebben voorzien. Geen fabrikant zou zoveel zonnepanelen in zo’n korte tijd kunnen leveren. Behalve de begrensde productiecapaciteit van zonnecellen, is er nog een ander knelpunt. Volgens het PBL zijn de krapte op de arbeidsmarkt, de tekorten aan materialen, netcongestie en de stikstofcrisis de grootste knelpunten voor de verduurzaming van gebouwen. Er zijn simpelweg te weinig monteurs om binnen twee jaar op alle daken zonnepanelen te plaatsen.
Huizen kunnen niet verduurzaamd worden als er geen zonnepanelen, warmtepompen en monteurs zijn. En zolang een huis niet verduurzaamd is, kan het niet van het gas af. Tenminste, als we mensen hun verwarming en fornuis niet willen afnemen.
Hoe zit het in de land- en tuinbouw?
Het gebruik van fossiele brandstoffen is vooral in de glastuinbouw te vinden, waar in zogenoemde warmtekrachtcentrales (wkc’s) aardgas wordt verbrand voor de productie van warmte en elektriciteit. De CO2 die daarbij vrijkomt wordt gebruikt als voeding voor de planten (die sneller gaan groeien van een extra dot CO2). De wkc’s zijn vanwege de efficiëntie een groot succes, zodanig dat de tuinbouwsector sinds 2007 meer elektriciteit opwekt dan het zelf gebruikt, en dus een leverancier is geworden voor de rest van Nederland.
De energietransitie betekent dat de gasgestookte wkc’s vervangen moeten worden door duurzame bronnen. Door de installaties gebruikt worden voor de productie van warmte, elektriciteit en CO2 is dat lastig. Alternatieven zijn er wel. Elektriciteit kan bijvoorbeeld geleverd worden door zonnepanelen en windmolens, en voor duurzame warmte wordt onder meer gekeken naar geothermie en industriële restwarmte. En CO2 als voeding voor gewassen kan geleverd worden door energiecentrales of fabrieken die het broeikasgas afvangen uit hun processen. Maar als een wkc wordt afgeschakeld moeten al die alternatieven wel tegelijkertijd beschikbaar zijn.
Als de sector sneller van het gas af moet, dan betekent een lagere productie, dus minder groenten, fruit en bloemen. Oftewel: krimp. Dat heeft tot gevolg dat er minder aardappelen en aardbeien geëxporteerd kunnen worden, of dat er minder groente en fruit over is voor de thuismarkt. Door een lager aanbod zal – bij een gelijkblijvende vraag – de prijs stijgen. Onze paprika’s en tomaten worden dan duurder. Dat zorgt voor inflatie, krimpende bedrijvigheid en minder werkgelegenheid in de sector.
Waar blijft de elektrische vrachtwagen?
In 2025 al geen truck of bestelauto meer op diesel of benzine? Dan wordt het lastig om de schappen van de supermarkten gevuld te krijgen. Er zijn wel al een paar elektrische vrachtwagens, maar volstrekt onvoldoende om de dieselvariant over twee jaar overbodig te maken. Lege schappen dan maar? En wat dacht je van schepen en vliegtuigen? Vanaf 2025 niet meer vliegen? Want vliegen op waterstof zit nog in de experimentele fase. Bovendien is groene waterstof nog niet of nauwelijks te koop. Niet alleen jammer van die mooie vakantie naar de Verenigde Staten, maar hoogwaardige producten zoals medicijnen kunnen ook niet meer per luchtvracht vervoerd worden
GEEN TRUCK OF BESTELAUTOP OP BENZINE? DAN LEGE SCHAPPEN
Dat wil niet zeggen dat er geen beweging zit in de duurzame mobiliteit, ook van consumenten. Het verbod per 2035 om nog nieuwe auto’s te verkopen die emissies veroorzaken zal rond 2050, als de laatste benzineauto’s afzwaaien, voor emissieloze mobiliteit zorgen. Klassieke tankstations worden dan steeds zeldzamer, en ook de laatste verstokte benzinerijder naar een elektrische auto bewegen. Groene waterstof en ammoniak worden de duurzame brandstoffen voor de scheepvaart.
In Nederland rijden ruim 9 miljoen personenauto’s rond. Ongeveer 250.000 daarvan zijn volledig elektrisch, en ongeveer 500.000 auto’s zijn hybride. Ruim 8 miljoen exemplaren rijden dus nog op benzine, diesel of LPG. Daarnaast zijn er nog 1,2 miljoen bestelauto’s en vrachtwagens. Fietsen zijn er nog veel meer: ruim 23 miljoen. Volgens het CBS pakt 4 tot 5 procent van de beroepsbevolking de trein, bus of tram om op het werk te komen.
Het verbruik van fossiele brandstoffen op de Nederlandse wegen is fors. Jaarlijks wordt er volgens het CBS circa 4,8 miljard liter benzine getankt, 6,6 miljard liter diesel en 180 miljoen liter LPG. Door verdergaande elektrificatie van het wagenpark en de ontwikkeling van hernieuwbare brandstoffen, verwacht het PBL dat de CO2-emissies van de mobiliteitssector in 2030 20 procent lager zullen liggen dan in 2019. Dat vraagt niet alleen om een grote investering in het wagenpark, ook het aantal laadpalen moet fors uitgebreid worden.
En de consument dan, kan die helemaal duurzaam naar het werk reizen? Door vast te houden aan thuiswerken, vaker de trein of de fiets te pakken kan de uitstoot van het wegvervoer zeker sneller dalen. Maar heel veel sneller lijkt niet realistisch. Dat zou eigenlijk alleen kunnen door brandstof te rantsoeneren. Dat middel wordt alleen ingezet bij dreigende fysieke tekorten, zoals tijdens de oliecrisis in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. Het stimuleren van alternatieven is een goed idee maar de mogelijkheden zijn beperkt. De Nederlandse Spoorwegen versobert zijn dienstregeling wegens personeelstekorten, waardoor een groei van het aantal treinreizigers, hoe gewenst ook, niet realistisch lijkt.
Op de hoogte blijven van onze beste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief.
Handig: de wekelijkse Forum-alert
Handig: de wekelijkse Forum-alert