Na twee jaar lijden onder lockdowns, omzetverliezen en ziekteverzuim kijken ondernemers met argusogen naar het najaar. Een nieuwe grote coronagolf is voorspeld. Terwijl sectoren plannen aandragen voor hoe alles veilig open kan blijven, vragen ze zich af of de overheid zélf wel voorbereid is. Minister Ernst Kuipers (VWS): 'We zíjn voorbereid.'
Het kabinet presenteerde voor de zomervakantie zijn langetermijnstrategie voor het omgaan met corona. Met daarin de oproep aan sectoren om zélf met maatregelen te komen zodat Nederland open kan blijven. Maar belanden deze plannen niet net als de vorige keer achterin een archiefkast? En besluit de overheid niet weer over de hoofden van ondernemers heen wat er gebeurt? Met dat verschil dat zij er zelf het risico van dragen?
Minister Kuipers, u roept ondernemers op ‘herfstklaar’ te zijn. Maar wat bedoelt u daar eigenlijk mee? Als er één groep is die steeds maatregelen tegen corona neemt, dan zijn het ondernemers.
‘Wat we vragen van het bedrijfsleven is het bewustzijn dat het virus het nieuwe normaal is. Dat het niet weggaat en soms gerust zeven maanden rondwaart in heel hoge aantallen. Dan zijn er dus momenten dat je op je werk besmet kunt raken of je personeel of jouw collega’s kunt besmetten. Wil je die kans in je werksetting reduceren, dan moet je als werkgever of teamleider maatregelen hebben en kunnen nemen als de infectiedruk toeneemt. Maatregelen die bij je passen. Zo hou je het ziekteverzuim enigszins binnen de perken.’
Dat klinkt nogal algemeen. Ondernemers willen graag weten wat er precies moet gebeuren en per wanneer.
‘Nou, dat hangt van het bedrijf af. Op een kantoor kan dat zijn dat je weer aanstuurt op hybride werken, voor een ander is dat spatschermen. Of toch iets meer doen aan de ventilatie, of het laagdrempelig beschikbaar stellen van testen. Laatst zag ik op een bouwplaats een groot doek met daarop ‘heb je klachten, laat je testen’. Dat vind ik nou een prachtig voorbeeld, want zo’n aannemer is daar ook bij gebaat. Natuurlijk is de kans op besmetting op de steiger niet zo groot, maar al die mensen schaften samen, bij slecht weer zelfs in een keet. Als je elkaar dan besmet, zit je ziekteverzuim opeens op 15 procent.’
Bedrijven nemen die maatregelen al. Ze hebben dat allemaal op papier gezet in hun ‘sectorplannen’. De vraag is wat u daarmee gaat doen.
‘Wij hebben geluisterd naar die bakker, kapper, sportschoolhouder of restauranteigenaar die zegt: ‘Laat ons nou alsjeblieft open, en geef ons de mogelijkheid dat op onze eigen manier te doen. Ik weet beter dan wie ook hoe ik mijn eigen omgeving, mijn eigen bedrijf zo kan inrichten dat de kans op besmetting veel kleiner is.’ Dat spreekt mij enorm aan en daar doen we nu wat mee met de sectorplannen. Ondernemers hebben er zelf belang bij dat het virus zich niet verspreidt. Zo kwam ik in juni bij een sportschool toen de besmettingsaantallen weer omhoog gingen en wij vanuit de overheid nog niets hadden gecommuniceerd, en zag opeens toch weer van die alcoholdispensers bij de apparaten staan. En een extra raam open. Het zijn die subtiele kleine dingen. Als klant hoef je er niet eens om te vragen en als bedrijf geef je het teken dat je er voor ieders veiligheid bent en zelf al actie onderneemt.’
'Wij hebben geluisterd naar die ondernemers die zeggen: Laat ons nou alsjeblieft open'
Begrijpt u dat ondernemers zich daar zorgen over maken? Tijdens de vorige pandemie werden al hun plannen genegeerd.
‘We zien die plannen als hét fundament voor ons langetermijnbeleid. Juist als we eventueel worden genoodzaakt om weer maatregelen te treffen of een advies uit te brengen, dan pakken we die plannen erbij. In het verleden hadden we, als de infectiedruk toenam, niet zoveel anders te zeggen dan ‘we gaan verplicht 1,5 meter afstand opleggen’ en anders iets in termen van maximaal aantal bezoekers of sluiten. We snappen nu dat het veel subtieler kan en dat ondernemers zeggen: Laat ons het op onze manier doen.’
Hoe ziet dat er dan in de praktijk uit?
‘Als een kapper aangeeft: ‘Ik kan wel werken met een mondkapje of extra ventilatie of een scherm’, dan is dat prima. VWS laat de sectorplannen ook bekijken door deskundigen op het terrein van infectiepreventie. Zij kunnen maatregelen aanwijzen die niet zinvol zijn. Andersom kunnen wij aangeven dat als een maatregel wat wordt aangepast, de impact juist veel groter wordt.’
Dus ondernemers mogen hun eigen maatregelen instellen, maar de overheid kan uiteindelijk toch over alles een veto uitspreken als ze dat nodig acht?
‘Dat kan ik niet 100 procent uitsluiten. Het is mijn taak om zicht te houden op het aantal besmettingen en de opkomst van eventueel nieuwe varianten. Er is een zwart scenario denkbaar waarin weer bijvoorbeeld een mondkapjesplicht nodig is. Zoiets moet je dan wel breed afkondigen, want je wilt voorkomen dat het bij de ene ondernemer wel geldt, en bij de ander niet. Dat leidt tot onbegrip en protesten. Maar van dat scenario ga ik niet uit nu.’
Juist over zo’n zwart scenario maken ondernemers zich zorgen, want u lijkt corona nu als ondernemersrisico te zien. Dan is het toch logisch dat ze zich afvragen: is de overheid zelf klaar voor de komende coronagolf? Is er geleerd van het verleden?
‘We monitoren zoals altijd continu de situatie. We kijken niet meer naar hoeveel mensen naar de teststraten gaan, maar we houden rioolwatermetingen om het virus te volgen. De GGD’s zijn bezig mensen te werven voor het vaccineren. Ik heb er vertrouwen in dat zij voldoende capaciteit hebben, met de begrijpelijke discussie dat zij voor hun personeel in competitie gaan op een krappe arbeidsmarkt. Ja, daar kan ik ook niks aan doen. Dat vaccineren kan ik ook niet door een robot laten uitvoeren.’
‘Op het gebied van zorg is er de afgelopen periode ook ontzettend veel gebeurd. Zo hebben we allerlei regio’s zo ingeregeld dat mensen met corona thuis opgevangen kunnen worden, met zuurstof en medicatie. In het verleden waren patiënten óf thuis, óf ze gingen hup de ambulance in en naar spoedeisende hulp. Veel van hen hoeven niet in het ziekenhuis te liggen. Door meer thuis te behandelen zijn er straks duizenden bedden beschikbaar zijn als dat nodig mocht zijn. Ik was voor de zomer op bezoek bij een ziekenhuis in Utrecht dat in z’n eentje capaciteit had opgezet voor vierduizend patiënten te monitoren op afstand. Hetzelfde geldt voor zorgcoördinatie en patiënten zo nodig opvangen op andere plekken. Eerstelijns verpleegbedden, verpleeghuizen. Er is wat dat betreft echt heel veel ingezet op patiënten korter opnemen. Toch, zorg is arbeidsintensief en kende voor covid al grote tekorten. Dat is niet minder geworden.’