18 FEB, 2016 • Achtergrond

Een hek om de VS? Grensbewaking helpt, maar er hangt wel een prijskaartje aan

Twintigduizend federale officieren, talloze drones, helicopters en vliegtuigen, plus keiharde straffen en 1.100 kilometer hek. Voor het eerst sinds mensenheugenis neemt het aantal illegale immigranten in de Verenigde Staten eindelijk weer af. Alleen daar wordt wel een hoge prijs voor betaald. Voorbeeld voor Europa?

In 2005 stond de Amerikaanse stad Yuma nog bekend om haar Wild West-taferelen. Het grensgebied tussen Arizona en Mexico was een magneet voor illegale immigranten, mensensmokkelaars en drugskartels. Grensofficieren maakten gemiddeld achthonderd arrestaties per dag, maar konden niet voorkomen dat honderden andere gelukzoekers door de mazen van het net glipten. Gestolen auto’s en vrachtwagens vol clandestiene lading denderden met regelmaat van de klok langs de grensovergang en verdwenen spoorloos in het Amerikaanse achterland.

Vandaag de dag is Yuma de ordelijkheid zelve. Bezoekers aan de grens worden verwelkomd met een stalen omheining van 6 meter hoog. Na een niemandsland van 75 meter, dat gemonitord wordt met camera’s, sensoren en patrouillewagens, volgt een tweede stalen hek, en tenslotte een omrastering van prikkeldraad. Met een verdriedubbeling van het aantal officieren is de grensbewaking zo streng dat veel immigranten het niet eens meer proberen. De enkeling die toch gesnapt wordt, belandt zonder pardon voor vijftien dagen achter de tralies.

Niet zachtzinnig
Yuma is niet de enige grensstad die met hulp van de Secure Fence Act is omgevormd tot een vesting. Sinds de terreuraanslagen van elf september 2001 hebben de Verenigde Staten de totale lengte aan grensmuren uitgebouwd van 125 kilometer in 2000 naar meer dan 1.100 kilometer nu. De barricades worden bewaakt door de Custom en Border Protection (CBP), een instantie die ressorteert onder het ministerie van Homeland Security. De CBP patrouilleert niet alleen met SUV’s, maar ook met vliegtuigen, helicopters en zelfs met militaire drones. De twintigduizend federale officieren van de dienst hebben verregaande bevoegdheden. Zo mogen ze tot een afstand van 160 kilometer van de grens naar eigen inzicht mensen aanhouden en fouilleren. Hierbij gaat het er niet altijd even zachtzinnig, of zelfs legaal, aan toe. Zo werd de Democratische Senator Patrick Leahy uit Vermont in 2008 op een afstand van 200 kilometer van de Canadese grens bij een checkpoint uit zijn auto gesommeerd. Toen de politicus vroeg onder welke autoriteit het bevel werd gegeven, wees de officier op zijn pistool met de woorden: ‘Dit is de enige autoriteit die ik nodig heb’.

Afschrikwekkend effect
Ondanks een investering van vele miljarden dollars is het systeem bij lange na niet waterdicht. Meer dan 2.000 kilometer aan grensgebied ligt nog steeds braak. Hier gaat de mensensmokkel gewoon door, vaak georganiseerd door criminele bendes die hun ‘lading’ dwingen tot uitputtende marsen. De afgelopen tien jaar zijn meer dan tweeduizend immigranten dood achtergebleven in het woestijnlandschap. Naar schatting een veelvoud daarvan heeft de tocht echter overleefd, en loopt nu ergens illegaal rond.

Toch lijkt de Amerikaanse grensbewaking effect te hebben. Voor het eerst sinds mensenheugenis is er sprake van een daling in het aantal illegale immigranten. Volgens onderzoeksbureau Pew is het aantal ongedocumenteerde Mexicanen tussen 2009 en 2014 met meer dan één miljoen afgenomen. Onderzoek van de Universiteit van Californië in San Diego suggereert dat het Amerikaanse grensbeleid een ontmoedigend en afschrikwekkend effect heeft. Het onderzoeksinstituut vraagt elk jaar aan honderden Mexicanen of ze van plan zijn om de komende twaalf maanden naar de Verenigde Staten te komen. In 2006 antwoordde bijna een kwart nog bevestigend. Dat percentage was drie jaar later, op het dieptepunt van de Grote Recessie, geslonken tot acht. Vorig jaar gaf slechts 2,5 procent aan immigratieplannen te hebben, ook al zit de Amerikaanse economie inmiddels weer volop in de lift.

‘Dit is de enige autoriteit die ik nodig heb’

Wachttijden
Toch is er geen sprake van een onverdeeld succes. De Amerikaanse grenzen zitten op cruciale plekken zo potdicht dat het bedrijfsleven eronder begint te lijden. Zo zijn de inspecties in Texas berucht om hun ellenlange wachttijden. De bureaucratische rompslomp leidde volgens voormalig Homeland Security-minister Janet Napolitano alleen al in 2008 tot een verlies van 26 duizend banen en 6 miljard dollar aan economische output. Het gedoe aan de Mexicaanse grens schaadt niet alleen transportbedrijven, voedselimporteurs en lokale winkeliers, maar ook de duizenden kilometers noordelijker gelegen autoindustrie. ‘Als onderdelen niet in een redelijk tijdsbestek de grens kunnen passeren, lopen hele productielijnen het risico om opgeheven te worden’, aldus het Republikeinse congreslid Candice Miller van autostaat Michigan.

Ondanks een jaarbudget van bijna 11 miljard dollar heeft de CBP geen middelen om extra officieren aan te trekken. Als alternatief is de federale overheid in de grensregio tussen Texas en Mexico een pilotprogramma gestart waarbij de vertragingen met een publiek-privaat initiatief worden aangepakt. Zo hebben de drie particuliere tolbruggen tussen Juarez en El Paso, waarover jaarlijks zo’n 100 miljard dollar aan handel wordt vervoerd, hun tarieven verhoogd met 50 dollarcent per voertuig. Dankzij de extra inkomsten heeft de stad El Paso inmiddels al meer dan 3.500 overuren van inspecteurs kunnen betalen. Hoewel harde data over de effectiviteit van het programma nog ontbreken, maakt het nu al een wereld van verschil, aldus Fred Brouwen, toezichthouder van het commerciële verkeer op de internationale tolbrug Pharr-Reynosa in het zuiden van Texas. ‘Normaliter is er een wachttijd van een tot twee uur per rijstrook. Dankzij de extra mankracht is dat teruggebracht tot pakweg een kwartier.’

Nieuwe immigratiegolf uit Cuba
Het beeld zal menig televisiekijker van boven de 40 zijn bijgebleven: duizenden wanhopige Cubanen die in gammele bootjes het Amerikaanse vasteland proberen te bereiken. Florida beleefde in de vorige eeuw zijn eigen versie van de vluchtelingenstroom die momenteel de kustlijn van Zuid-Europa treft. Alleen al in 1980 waagden 125 duizend vluchtelingen de oversteek. De exodus uit het communistische eiland werd aangewakkerd door de Cuban Adjustment Act uit 1966, die stelde dat elke Cubaanse immigrant na een jaar de Amerikaanse nationaliteit zou mogen aanvragen.
President Bill Clinton wist halverwege de jaren negentig met een wetswijziging de stroom enigszins in te dammen. Het ‘natte voeten, droge voeten’-beleid bepaalde dat bootvluchtelingen die op zee zouden worden onderschept ofwel teruggestuurd, ofwel naar een derde land verscheept zouden worden. De fortuinlijke ‘droge voeten’, die het vasteland wisten te bereiken, kregen echter toestemming om blijven.
Het ontdooien van de betrekkingen tussen Washington en Havana heeft echter geleid tot een nieuwe immigratiestroom. De voornamelijk economische vluchtelingen, die vaak over meer middelen beschikken, komen niet per boot, maar met een omweg, bijvoorbeeld via Midden- of Zuid-Amerika en vervolgens via Mexico. Op deze manier zijn alleen al in de eerste negen maanden van 2015 meer dan 43 duizend ‘stoffige voeten’ het land binnengekomen.

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Handig: de wekelijkse Forum-alert

vluchtelingen