5 JUN, 2019 • Interview

Baas TU Delft: 'Ik kan keihard zeggen: dit is zuivere wetenschap'

De muren tussen universiteit en bedrijfsleven worden steeds verder afgebroken. Een schande voor de wetenschap? Nee, zegt Tim van der Hagen, bestuursvoorzitter en rector magnificus van de TU Delft. Alleen zo heeft de universiteit echt impact. ‘Hoor eens, we gaan niet over één nacht ijs.’

 

Wie ervan overtuigd wil worden dat universiteiten er niet alleen zijn om studenten af te leveren voor een baan in loondienst, doet er goed aan om het TU Delft TV te kijken. Niet geheel toevallig staat het op in de ontvangstkamer van het College van Bestuur. Student en engineer Julian Jagtenberg vertelt in een enthousiast filmpje over zijn uitvinding, slaaprobot Somnox, en de ervaring van zelf ondernemen. Inmiddels is de robot online én bij Auping te koop.

Wie is Tim van der Hagen?Tim van der Hagen (Tilburg, 1959) is sinds 2016 de voorzitter van het College van Bestuur van de TU Delft en sinds 2018 ook de rector magnificus. Daarvoor was hij 6 jaar lang decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Van der Hagen studeerde toegepaste natuurkunde aan de TU Eindhoven, promoveerde in 1989 aan de TU Delft en werkte daarna een periode als onderzoeker en later hoogleraar op het gebied van kernreactorfysica. Hoe dicht de universiteit staat bij ondernemers bleek ook toen een paar maanden terug werd aangekondigd dat de universiteit samen met acht grote bedrijven nog intensiever wil gaan samenwerken. Onder de noemer X!Delft gaat bestuursvoorzitter Tim van der Hagen samen met onder andere Heineken, NS en VolkerWessels nieuw onderzoek doen. De teams onderzoekers van de universiteit en van de bedrijven ‘versmelten’ zo volledig dat ze niet meer weten wie hun werkgever is. Fundamenteel onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten door bedrijven kunnen prima door elkaar lopen, zegt Van der Hagen in zijn kamer, uitkijkend over de campus. ‘Nu het gebouw nog.’

 

De laatste muur is gesloopt tussen het bedrijfsleven en wetenschap, schreef het FD. Was dit inderdaad de laatste muur?

Lachend: ‘Voorlopig wel, ja. Wat mij betreft is dit de toekomst.’

 

U werkte al samen met het bedrijfsleven. Wat is hier anders aan dan?

‘Vroeger was het zo dat de universiteit onderzoek deed in opdracht van een bedrijf, natuurlijk wel op academisch verantwoorde wijze. Maar als het onderzoek dan klaar was na vier jaar, verdween het proefschrift soms in de la doordat het bedrijf inmiddels een andere richting was ingegaan. De maatschappelijke impact van het onderzoek was, kortom, niet optimaal. Zonde, natuurlijk. Dat was overigens ook de tijd dat je als universiteit moest uitkijken dat je wel je eigen onderzoek kon blijven doen. In deze nieuwe samenwerking – en ook in een hoop andere samenwerkingen die al aan de gang zijn – bepalen we samen wat we gaan onderzoeken. Het gaat om technologieën die nu nog vergezichten zijn, niet om zaken die we prima onafhankelijk van elkaar kunnen doen.’

 

Critici zullen zeggen: nu blijft er helemaal niets meer over van zuivere wetenschap.

‘Ik bestrijd dat. Ik kan keihard zeggen: ‘Dit is wél zuivere wetenschap.’ De academische waarden van onafhankelijk wetenschap staan altijd voorop voor de universiteit. Dat is het eerste wat we zeggen tegen bedrijven en daar maak ik keiharde afspraken over. Óók met een bedrijf als Microsoft dat in samenwerking van de TU Delft een quantumcomputer ontwikkelt. Als ze ons vragen om bij wijze van spreken een paar nieuwe stoelen voor ze te ontwerpen, dan verwijzen we ze vriendelijk door naar een ander. Je kunt prima samenwerken met anderen en nog steeds ‘zuivere wetenschap’ bedrijven.’

 

‘De academische waarden van onafhankelijke wetenschap staan altijd voorop voor de universiteit’

 

Hoe dan?

‘We zoeken alleen samenwerking op het gebied van echte gamechangers, zoals kunstmatige intelligentie. Gebieden dus waarvoor je echt elkaars kennis en kunde nodig hebt. Samen met de bedrijven stellen we vast wat onze doelen zijn en bepalen we welke mensen we ervoor inzetten. Open innovatie heet dat, want kennis hou je niet meer binnenskamers. En het is voor ons interessant onderzoek, want je ontwikkelt nieuwe technologieën.’
‘Een paar maanden geleden was de koning hier. Hij vroeg aan één van de onderzoekers van QuTech, die een quantumcomputer bouwen, voor wie zij precies werkt. Dat wist zij niet. Toen vroeg ik wie dan haar salaris betaalt. Dat wist ze ook niet. Het bleek Microsoft te zijn. Weet je, r&d-mensen van bedrijven zijn geen marketingtypes. Het zijn onderzoekers die toevallig bij een bedrijf werken. Zoveel verschil is er niet tussen onderzoekers van de TU en die bij bedrijven.’

 

En dan moet u vervolgens gaan uitzoeken wie de eigenaar is van de kennis, het bedrijf of de universiteit. Dat kan toch niet goed gaan?

‘Hoor eens, we gaan niet over een nacht ijs. We maken vooraf heel duidelijke afspraken over de manier waarop we omgaan met de kennis die we verwerven, de publicaties rond het onderzoek, welke kennis door wie wordt ingebracht, welke kennis gezamenlijk wordt ontwikkeld en wie daar het intellectueel eigendom op heeft. Daar werken we maanden aan. Bedrijven maken hier niet de dienst uit. En juist doordat we duidelijk keuzes maken en afspraken maken over de doelstellingen waaraan het onderzoek moet voldoen, blijven we ver weg van onderzoek zonder een academische component.’

 

Gaat dat dan nooit verkeerd?

‘Nee, eigenlijk niet. De meeste bedrijven weten heel goed wat academisch onderzoek betekent. En de bedrijven die eraan moeten wennen, die denken dat wij een soort consultancybureau zijn, daar doen we dan dus geen zaken mee.’

 

‘er zijn bedrijven die denken dat we een consultancybureau zijn. daar doen we geen zaken mee’

 

U werkt nu samen met Heineken en de NS. Wat levert dat de wetenschap op?

‘In een gesprek met de directie van NS werd het duidelijk dat NS in eerste plaats een vervoersbedrijf is, dat mensen en goederen van A naar B brengt. Dat betekent meer dan treinen op tijd laten rijden. Uiteraard denken de spoorwegen nu al na over of ze over twintig, vijftig jaar nog bestaan. Ze weten alleen niet: hoe zien mobiliteit en openbaar vervoer er dan uit. Hetzelfde gebeurt met Heineken. Vroeger deden we onderzoek naar de samenstelling van bier, nu kijken we gezamenlijk naar robotica, watermanagement en kunstmatige intelligentie. Naar de ontwikkelingen die de komende jaren gaan plaatsvinden en het verschil gaan maken. Dat is heel interessant voor ons, want de uitkomst van onderzoek kan zo sneller  getest worden en sneller op de juiste plek belanden. En wij leren over en weer van elkaar.’

 

Maar wat heeft de universiteit daar aan?

‘Wij willen impact hebben. Dat wat we doen zin en betekenis heeft. Goed onderwijs geven is belangrijk, net als onderzoek doen en publiceren, maar er moet óók iets gedaan worden met dat onderzoek. Dat doe je door te zorgen dat kennis zijn weg vindt naar bedrijven. Zodat er straks autonome auto’s en zuinige treinen rijden. En de hele maatschappij gebruik maakt van hernieuwbare energie. Dan pas ben je relevant als universiteit. Het is niet voor niks dat er honderden bedrijven zijn ontstaan uit de TU Delft.’

Hij somt op: ‘Er zitten hier zo’n 200 honderd bedrijven op de campus. Er zijn hier field labs, waarin wordt gewerkt aan de nieuwste innovaties. In QuTech wordt samen met Microsft de Quantumcomputer gebouwd. En ja, natúúrlijk wordt er fundamenteel onderzoek gedaan. Maar dat kan allemaal naast elkaar bestaan. Dit zijn ook manieren om juist dat onderzoek gefinancierd te krijgen.’

 

‘we zijn niet op aarde om geld te verdienen. wel om de samenleving beter te maken’

 

De TU Eindhoven is – tot nu toe! – succesvoller in samenwerken met de industrie dan uw universiteit.

‘Tja, er zijn lijstjes genoeg. Eindhoven doet het heel goed in hun ecosysteem. Zij hebben als voordeel dat er maar één universiteit is, één grote stad, een paar grote bedrijven, die allemaal bij elkaar zitten en elkaar weten te vinden. Dat is hier in de Randstad lastiger. Je kunt niet alles van elkaar kopiëren. Maar wij kijken wel om ons heen. Naar bepaalde Engelse universiteiten bijvoorbeeld. En dan kijken we wat we daarvan kunnen opsteken.’

 

En in hoeverre is het eigenlijk een verdienmodel?

‘Daar werken wij niet mee.’

 

Is dat een vies woord?

‘We zijn niet op aarde om geld te verdienen, als je dat bedoelt. Wel om de samenleving beter te maken, met ons onderwijs en onderzoek. Geld is belangrijk, want daarmee kunnen we dat doen. Door meer en beter onderzoek te doen, krijg je makkelijker fondsen, waarmee je weer meer onderzoek kunt doen. Onze eerste geldstroom, dus wat we van de overheid krijgen, is onvoldoende. Het grijpt allemaal in elkaar.’
‘Door de commissie Van Rijn is in mei geadviseerd dat de technische universiteiten meer geld krijgen, helaas ten koste van de alfa en gamma-domeinen. Eindelijk, want we hebben in 10 jaar 70 procent meer studenten gekregen – en dat is een groot succes, want de maatschappij zit te springen om ingenieurs -, terwijl de bekostiging al die tijd niet is mee gegroeid. Hopelijk is de overheid bereid meer geld in ons gehele universitair systeem te steken, zodat er geen verliezers zijn.

 

Op de hoogte blijven van onze leukste artikelen? Schrijf je dan gratis in voor onze nieuwsbrief. 

Handig: de wekelijkse Forum-alert

Handig: de wekelijkse Forum-alert

innovatieinnovatieklimaatinterviewquantumcomputertechnische universiteitenuniversiteitenwetenschappelijk onderwijs